De geschiedenis van Brazilië wordt gekenmerkt door een eeuwenlange overheersing door Portugal, dat het land meer dan 300 jaar ‘bezat’ als kolonie. Maar ook de Hollanders hebben een niet onbelangrijke rol gespeeld in de Braziliaanse historie.
De ‘ontdekking van Brazilië’
De Portugese ontdekkingsreiziger Pedro Álvares Cabral staat in de boeken als de man die op 22 april 1500 voor het eerst voet op Braziliaanse bodem heeft gezet. Eigenlijk was hij op weg naar Indië, maar hij stuitte namens het Portugese wereldrijk op een nog ontontdekt gebied. Cabral kwam aan land in het gehucht Coroa Vermelha, niet ver van de tegenwoordig zeer populaire kust- en toeristenplaats Porto Seguro, in het zuiden van de staat Bahia.
De kuststrook rond Porto Seguro staat als toeristische trekpleister bekend als de ‘Costa do decobrimento’ (de kust van de ontdekking), hoewel het volgens veel studies vrijwel zeker is dat de Spanjaard Vicente Yáñez Pinzon al een paar maanden eerder aankwam in Brazilië. Hij zou op 26 januari dat jaar zijn aangemeerd in Santo Agostinho, een stuk noordelijker in de staat Pernambuco.
Inheemse bevolking
De ontdekkingsdatum van Cabral wordt in Brazilië aangehouden en gevierd als officiële ‘verjaardag’ van het land. Maar het gebied dat we tegenwoordig kennen als Brazilië bestond uiteraard al en werd bevolkt door naar schatting rond de 3 miljoen inheemse bewoners, indianen. Zij hielden zich voornamelijk bezig met jacht, visserij en eenvoudige landbouw, volgens een op de gaven van de natuur gebaseerde levensvisie.
Rond de zestiende eeuw waren er zo’n 1000 verschillende indianenstammen, die aanvankelijk vooral in de kustgebieden leefden. Later trok een meer krijgslustige stam, de Tupi, ook naar de binnenlanden en vestigde zich langs grote rivieren, zoals onder andere de Amazone. Toen de Portugezen in 1500 aan land kwamen, waren er ongeveer evenveel Tupi als inwoners van Portugal: 1 miljoen.
Op basis van het Verdrag van Tordesillas uit 1494, waarin Spanje en Portugal de niet-Europese wereld en nog te ontdekken nieuwe gebieden verdeelden, eigende Portugal zich Brazilië toe. Met de komst van de Portugezen kwam meteen ook de eerste bedreiging voor de inheemse bevolking mee aan land: vreemde ziekten. Vele duizenden indianen stierven aan door de Portugese zeevaarders meegebrachte aandoeningen als waterpokken, rode hond, kinkhoest en tuberculose. Ook werden velen uitgemoord door de meedogenloze en beter bewapende veroveraars of bezweken aan de zware slavenarbeid waarvoor ze in Brazilië of ‘moederland’ Portugal werden gebruikt.
Volgens de laatste demografische gegevens waren er in 2010 nog 896,9 duizend indianen over, van 305 etnische diversiteiten en met 274 verschillende talen. Iets meer dan de helft woont in rurale gebieden, ruim 300 duizend in stedelijke agglomeraties.
De koloniale periode
Brazilië blijkt al snel een lucratieve nieuwe kolonie voor de Portugezen. Eerst vanwege het in Europa zeer gewilde brazielhout (pau brasil), dat onder meer gebruikt wordt voor strijkstokken. Het maalsel is nog geliefder en vormt een belangrijke grondstof voor verf waarmee onder meer kleding wordt gekleurd.
Later verschuift het belang naar de suikerrietteelt en ontwikkelt Brazilië zich tot ’s werelds belangrijkste suikerproducent. Daardoor komen steden als Recife, Olinda en Salvador da Bahia tot bloei. Salvador wordt in 1621 de eerste hoofdstad van Brazilië.
De Portugezen komen er al snel achter dat het zware werk op de plantages beter gedaan kan worden door sterke Afrikaanse slaven dan door de tengere inheemse Brazilianen. De handel in uit Afrika geïmporteerde en op lokale markten verkochte slaven tiert dan ook welig. Aan het eind van de zestiende eeuw is Portugal ‘marktleider’ op het gebied van slavenhandel.
De rijkdommen van Brazilië én de lucratieve slavenhandel trekken ook (vrijwel letterlijk) andere kapers aan. Zo laten de Fransen, Engelsen en ook de Hollanders zich niets gelegen liggen aan de in het Verdrag van Tordesillas bepaalde wereldorde. Eind zestiende, begin zeventiende eeuw doen zij diverse pogingen om vaste voet aan de grond te krijgen.
‘Nederlands’-Brazilië
Op 10 mei 1624 valt een door de West-Indische Compagnie (WIC) uitgestuurde expeditie van 26 schepen en 1700 manschappen onder leiding van admiraal Jacob Willekens met succes de toenmalige hoofdstad Salvador aan. Het idee van de Hollanders is om van daaruit verder te trekken richting het rijke noordoosten, maar de bezetting is van korte duur. Een klein jaar later verdrijven de Portugese troepen, bijgestaan door een enorme Spaanse legermacht, de Hollanders weer.
De enorme verliezen van de mislukte expeditie worden drie jaar later weer goedgemaakt als Piet Hein bij Cuba de Spaanse Zilvervloot overvalt en een vermogen buitmaakt.
Het maakt de WIC nog rijker dan ze al is en met het nieuwe kapitaal worden nieuwe plannen gemaakt om Brazilië nu wel met succes aan te vallen. Het gaat de Hollanders daarbij vooral om de suikerproductie, aangezien die voor de Lage Landen verboden is door Spanje waarmee Holland in oorlog is.
Op 15 februari 1630 arriveert een enorme vloot, bestaand uit 77 schepen met daarop 7000 zwaarbewapende manschappen voor de kust van Olinda. De stad wordt snel ingenomen waarna de doortocht naar het nabijgelegen grote handelscentrum Recife volgt.
Dit keer is de verovering inderdaad succesvoller. De Nederlanders regeren tot 1654 over een groot deel van het deel van Brazilië dat we nu het Noordoosten noemen. De eerste jaren verlopen grotendeels in oorlog met het hardnekkige verzet en laten de Hollandse troepen vooral een spoor van vernieling achter.
Dat verandert in 1637, als De Republiek Johan Maurits van Nassau, een achterneef van Willem van Oranje, als gouverneur naar Nederlands-Brazilië stuurt. Hij heeft zijn sporen verdiend in de oorlog met de Spanjaarden en krijgt de opdracht om Nieuw-Holland, zoals het veroverde gebied inmiddels heet, uit te bouwen en daarbij ook Salvador in te nemen.
Maurits is behalve een uitstekend militair ook intellectueel zeer ontwikkeld. Hij studeerde aan de universiteiten van Bazel en Genève en heeft grote interesse in de natuur, wetenschap en kunst. In zijn gevolg neemt hij een grote schare schilders, architecten, artsen, cartografen en sterrenkundigen mee. Zo vergezellen de jonge schilders Frans Post en Albert Eckhout Maurits op zijn tocht naar en door Brazilië.
Zij zijn de eerste kunstenaars die het Braziliaanse landschap, het leven en de bevolking vastleggen en doen verslag van de heldendaden van hun mecenas. Het grootste deel van het Braziliaanse werk van Post is tegenwoordig te zien in het Ricardo Brennand Instituut in Recife. In Nederland hangen schilderijen van hem in onder meer in het Mauritshuis en Den Haag, het Rijksmuseum in Amsterdam en het Museum Boijmans-Van Beuningen in Rotterdam. Het grootste deel van het werk van Eckhout is te zien in het Nationaal Museum van Kopenhagen.
Bovenal is Maurits van Nassau een slim bestuurder. In tegenstelling tot zijn voorgangers en ook opvolgers vindt hij dat een koloniale mogendheid het beste af is met een goede relatie met de oorspronkelijke bewoners. Maurits stelt dan ook veel in het werk om de lokale bevolking voor zich te winnen. Hij spreekt recht zonder aanziens des persoons, laat een grote mate van gewetens- en godsdienstvrijheid toe, zorgt voor sanitaire en medische voorzieningen, bouwt bruggen, dijken, een botanische tuin en dierentuin en schenkt Brazilië zijn eerste sterrenkundig instituut. Bovendien sluit hij een verbond met de mensenetende Tapoeja-indianen uit de binnenlanden. Hen kan hij goed gebruiken in de voortdurende strijd met de Portugezen.
In het oude centrum van Recife zijn nog een paar overblijfselen te zien uit de Hollandse periode. Het hagelwitte Forte das Cinco Pontas (fort van de vijf punten), op de grens van de wijken São Jose en Santo Antonio, was in 1630 een van de eerste verdedigingswerken van de Nederlanders. Het fort doet nu dienst als museum van de stad Recife en als theater.
Het stratenplan van het oude centrum van Recife, gevormd door de wijken São Jose, Santo Antonio en Recife Antigo, is een tastbare erfenis van Maurits. Op deze plek liet hij een nieuwe stad aanleggen, Mauricia of Mauritsstad, ontworpen door zijn vriend en architect Pieter Post, de oudere broer van schilder Frans. Post, die ook het Haagse woonhuis van Maurits (het huidige museum Mauritshuis) en Paleis Huis ten Bosch bouwde, tekende de stad zoals hij nu nog steeds is, met grote pleinen, brede lanen en de daarachter liggende smallere straten. Van de bebouwing zelf is in de loop der jaren weinig overgebleven, al zijn hier en daar nog wel de door de Hollanders in Brazilië geïntroduceerde schuine daken met rode dakpannen zichtbaar.
Het ook door Post ingetekende plein dat nu Praça da Independência heet, is het centrum van activiteit in oud-Recife, met grote en kleine winkels, kantoren, in pastelkleuren opgetrokken statige appartementen en busverbindingen naar alle richtingen.
Op de huidige Praça da Republica bouwde Maurits een van zijn twee paleizen, de Villa Vrijburg, en liet hij een park aanleggen dat ook nu nog een heerlijk rustpunt is in het hectische Recife. Vrijburg was het hoofdverblijf van Maurits en de administratieve zetel van Nieuw-Holland. Op de ruïnes van Vrijburg is nu het Palacio do Governo gevestigd, het regeringsgebouw van de deelstaat Pernambuco. Ertegenover kijkt een bronzen beeld van Maurits uit over dat wat eens zijn domein was.
De Ponte Mauricio de Nassau, de brugverbinding tussen Santo Antonio en het op een eiland gelegen Recife Antigo, is ook een erfenis van Maurits. Hier liet hij in 1643 de eerste brug van Zuid-Amerika bouwen.
Vlak bij de brug ligt de Rua do Bom Jesus, in de Hollandse tijd de Jodenstraat genoemd en destijds het economisch hart van Mauritsstad. Op de vlucht voor de Spaanse inquisitie vonden veel Joodse Nederlanders hier een veilig heenkomen vanwege het liberale, godsdienstvrije bewind van Maurits en stichtten ze een bloeiend handelscentrum. Maurits stelde hen ook in staat in 1637 een synagoge te bouwen, de eerste van Noord- en Zuid-Amerika. Na de overgave van de Nederlanders in 1654 werd de synagoge gesloten en vertrok een groot deel van de Joodse gemeenschap naar het huidige New York. Het gebouw van de synagoge is in de loop der tijd verloren gegaan, maar recent zijn de fundamenten bij archeologische opgravingen teruggevonden. Op de plek waar ooit de synagoge stond is sinds 2001 het Joodse museum Kahal zur Israel gevestigd.
Brazilië denkt met liefde terug aan de regeerperiode van Maurits van Nassau, als een periode van bloei, relatieve rust en voorspoed. Het woord maurizinho wordt in het Braziliaans-Portugees nog altijd gebruikt als koosnaam voor iemand die er goed uitziet, van goede komaf en welgemanierd is.
Toch duurt het bewind van Maurits slechts zeven jaar. Zijn liberale en zorgzame beleid, flamboyante levensstijl, paleizen en liefde voor de schone kunsten kosten veel geld. Bovendien slaagt hij er niet in zijn belangrijkste militaire opdracht te vervullen: het innemen van Salvador. In 1644 roept de WIC hem terug. Daarna gaat het bergafwaarts met Nederlands-Brazilië. Door slechte organisatie, geldgebreik en muiterij bij de troepen moeten de Nederlanders in 1654 capituleren en de kolonie weer afstaan aan Portugal.
Van suiker naar goud
Aan het eind van de zeventiende eeuw werden in de mijnstreek die nu bekend is als de deelstaat Minas Gerais, alsmede in Goiás en Mato Grosso, goud en andere kostbare metalen en (edel)stenen gevonden. Er onstond een ware goudkoorts en Brazilië en de goudhandel verdrong de suikerproductie als belangrijkste inkomstenbron. Rio de Janeiro profiteerde daar ook van. De stad lag met zijn haven op een strategisch belangrijke locatie voor het vervoer naar Europa en ontwikkelde zich in razend tempo tot belangrijkste stad van het land. In 1763 werd Rio de hoofdstad van Brazilië.
Brazilië onafhankelijk
In 1808 nam Dom João VI (Johan de Zesde) een voor de Braziliaanse geschiedenis cruciaal besluit. Als prins-regent regeerde hij over het Portugese rijk namens zijn moeder, koningin Maria I, die leed aan krankzinnigheid. Maar het hof in Portugal werd steeds verder in het nauw gedreven door Napoleon. João VI besloot daarom in 1808 het Portugese hof – inclusief zo’n vijftienduizend leden van de hofhouding en een complete bibliotheek van meer dan zestigduizend boeken – te verplaatsen naar Rio de Janeiro, waar op dat moment slechts 50.000 mensen woonden.
De koninklijke familie nam haar intrek in het Palácio de São Cristóvão in het park Quinta da Boa Vista. Later werd daar het door Jõao VI opgerichte nationale museum van Brazilië (Museo Nacional) gevestigd, dat in 2018 bij een brand grotendeels werd verwoest.
João VI vaardigde direct een aantal decreten uit die de in 1795 stilgelegde edelmetaal-, katoen- en linnenproductie weer op gang brachten en de industrie stimuleerden. Daarnaast stelde hij de havens open voor schepen uit ‘bevriende naties’, richtte hij de Banco do Brasil op en zorgde voor een grootscheepse herbouw van Rio de Janeiro, met grote, brede lanen, pleinen, riolering en de aanleg van nieuwe wijken als Glória, Flamengo en Botafogo.
In 1815 kreeg Brazilië op het Weens Congres een gelijkwaardige status als moederland Portugal. Brazilië werd aangemerkt als koninkrijk binnen het toen benoemde Verenigde Koninkrijk van Portugal, Brazilië en Algarve. Een jaar later overleed koningin Maria I, João’s moeder, en werd João VI tot koning gekroond.
Koning João VI keerde in 1821 terug naar Portugal, waar het constitutionele hof pogingen deed om van Brazilië weer een kolonie te maken. Dat stuitte op steeds meer weerstand in Brazilië, dat zich los wilde maken van het moederland en als zelfstandige natie verder wilde. De zoon van João VI, Pedro I, werd na het vertrek van zijn vader regent van Brazilië. Ook op hem werd druk uitgeoefend om terug te komen naar Portugal, maar Pedro I was voorstander van een zelfstandig Brazilië en begreep de wens tot zelfbestuur en meer democratie.
Op 9 januari 1822 maakte hij officieel bekend dat hij in Brazilië zou blijven, waarmee hij een voorschot nam op de officiële verklaring van onafhankelijkheid, die hij op 7 september van dat jaar uitsprak. Nog altijd wordt die dag op 7 september groots gevierd en herdacht in Brazilië als een van de belangrijkste nationale feestdagen.
Pedro I werd op 1 december 1822 gekroond tot Keizer van Brazilië. Daarmee is Brazilië het enige land in Zuid-Amerika dat ooit een monarchie heeft gekend.
De Republiek Brazilië
Hoewel Pedro I een grote rol speelde in de onafhankelijkheid van Brazilië, was er ook veel onvrede over zijn absolute heerschappij en gecentraliseerde politiek. Daarbij interesseerde hij zich meer voor muziek, vrouwen en het goede leven dan voor staatszaken. De interne twisten moe, abdiceerde hij in 1831, ten faveure van zijn toen vijfjarige zoon Pedro II. Na enkele regentschappen besteeg die de troon in 1840, ook al was hij nog geen 18 jaar.
Keizer Pedro II was goed opgeleid en wilde zijn land vooruit brengen. Zo investeerde hij in industrie en treinverbindingen. De economie – waar de koffieteelt inmiddels de leidende rol van de suikerproductie en mijnbouw had overgenomen – ontwikkelde zich razendsnel. Dat leidde onder meer tot een grote toestroom van immigranten in vooral het zuiden van het land, waaronder veel Italianen en Duitsers.
Het bewind van Pedro II kenmerkte zich door een langdurige periode van politieke stabiliteit, groei en internationale expansie. Toch ontstond rond 1870 vooral onder de politieke elite het verlangen naar een republiek. Zij kregen steun van de invloedrijke grote agrariërs, die ontevreden waren over de afschaffing van de slavernij. Nadat in 1850 de invoer van slaven al verboden was, ondertekende prinses Isabel, de dochter van Pedro II, in 1888 als regentes tijdens een buitenlands verblijf van haar vader de wet Aurea die slaverarbeid geheel verbood.
Hoewel de bevolking zich nauwelijks bekommerde om de republikeinse verlangens en Pedro II onder het volk zeer geliefd was, maakte een militaire staatsgreep op 15 november 1889 een einde aan de keizerlijke monarchie. Maarschalk Deodoro de Fonseca riep op die dag de Republiek uit (naast Onafhankelijkheidsdag op 7 september wordt ook deze dag nog altijd groot gevierd in Brazilië) en de keizerlijke familie moest het land verlaten.
Daarmee brak een chaotische periode aan in de zogeheten Oude Republiek (República Velha), waarin de machtigste staten São Paulo en Minas Gerais beurtelings de president van het land leverden en vooral de belangen van de grootgrondbezitters dienden. Het bestuur was autoritair en centralistisch, met politieke repressie en censuur als bondgenoten.
Militair ingrijpen in 1930 maakte een eind aan de Oude Republiek, om plaats te maken voor de Nieuwe Republiek (República Nova) of tijdperk-Vargas, verwijzend naar president Getúlio Vargas, die tussen 1930 en 1954 uitgroeide tot de belangrijkste politicus van het land. Hij was gedurende twee periodes president van Brazilië. Eerst van 1930 tot 1945, achtereenvolgens als coupleider, indirect gekozen en dictator. Daarna als direct gekozen president van 1951 tot 24 augustus 1954, toen hij met een schot door zijn hart zelfmoord pleegde in zijn presidentiële zetel Palácio do Catete in de toenmalige hoofdstad Rio de Janeiro.
De onder Vargas ingezette industriële ontwikkelingspolitiek kwam nog verder op gang onder de populistische president Juscelino Kubitschek (1956-1960). Onder het motto ‘modernisering’ investeerde hij vooral in technologie die het land vooruit moest brengen. Daarnaast stimuleerde hij kunst en architectuur. Onder zijn bewind gaf Kubitschek opdracht tot de bouw van de in 1960 geinaugureerde hoofdstad Brasília, ontworpen op de tekentafel van de befaamde Braziliaanse architect Oscar Niemeyer (1907-2012).
Maar de vooruitgang kostte veel geld, dat vooral op de buitenlandse kapitaalmarkt werd gevonden. De inflatie steeg en sociale problemen verergerden. Dat zorgde voor een steeds verdere polarisatie in het land: aan de linkerzijde de steeds krachtiger wordende socialisten en communisten, ter rechterzijde de conservatieve elite, gesteund door het leger.
Kubitscheks opvolger Jânio Quadros gaf het presidentschap al binnen een jaar door aan zijn vice-president João Goulart, die grote demonstraties voor economische en sociale hervormingen steunde. Tegelijkertijd stagneerde de economie en steeg de inflatie.
De staatsgreep van 1964
Het leger moest niets hebben van de steeds sterker wordende invloed van ‘links’ en van Goularts regering, waarin ook communisten zaten. Op 31 maart 1964 brachten militairen de regering Goulart ten val en vluchtte de president naar Uruguay.
De staatsgreep, die door het Braziliaanse leger nog altijd slechts ‘revolutie’ wordt genoemd, was het begin van een militaire dictatuur die 21 jaar zou duren. De bestaande politieke partijen werden verboden, grondwet en parlement werden buiten werking gesteld en er begon een periode van mediacensuur en politieke repressie waarvan vooral socialisten en communisten het slachtoffer werden. Gedurende de militaire dictatuur had Brazilië vijf presidenten, allen legergeneraals die leiding gaven aan een militaire junta.
In de eerste jaren van de dictatuur ontwikkelde de economie zich spectaculair, met tussen 1968 en 1973 een jaarlijkse groei van 11%. Daarvan profiteerde slechts een kleine groep uit de industriële elite. Arbeiders en andere lagere klassen bleven verstoken van verbetering van hun situatie, het verbod op vakbondsvorming en een loonstop vergrootten juist de inkomensverschillen.
De zelfvoorzienende nationale industrie en grootscheepse infrastructurele projecten kostten echter een vermogen en werden grotendeels gefinancierd met buitenlands kapitaal. Dat leidde tot een internationale miljardenschuld die Brazilië nog decennialang zou achtervolgen en uiteindelijk ook het einde van het militaire bewind inluidde.
In de jaren 70 zorgden de buitenlandse schuld, de oliecrisis en een torenhoge inflatie voor grote economische problemen en de roep om meer democratie. Onder de voorlaatste militaire president Ernesto Geisel en zijn opvolger João Figueiredo werd het proces naar democratisering ingezet.
Herstel van de democratie
In 1982 zijn er voor het eerst directe regionale verkiezingen. José Sarney wordt in 1985 de eerste burgerpresident nadat de winnaar van de eerste indirecte presidentsverkiezing, Tancredo Neves, kort voor zijn inauguratie ziek wordt en niet lang daarna overlijdt.
Met het aannemen van de nieuwe Federale Grondwet in 1988 wordt feitelijk de democratie hersteld. Ook onder invloed van grote volksdemonstraties in 1983 en 1984 die rechtstreekse presidentverkiezingen eisen (Diretas já, rechtstreekse verkiezingen, nu), gaan de Brazilianen in 1989 voor het eerst sinds de militaire dictatuur naar de stembus voor een directe presidentsverkiezing. Fernando Collor de Mello wordt de eerste president van de nieuwe democratie.
Met Collor de Mello, die in 1992 aftreedt vanwege corruptie, en zijn opvolgers Itamar Franco (1992-1994) en Fernando Henrique Cardozo (1995-2002) wordt een begin gemaakt met economische herbouw en een meer op de wereldmarkt gericht marktmodel. De nog altijd hoge buitenlandse schuld, rentelast en inflatie houden daadwerkelijke groei echter tegen en zorgen voor toename van de werkloosheid.
Onder de socialistische president Luis Inácio Lula da Silva (2003-2010), kortweg Lula, maakt Brazilië een economische en sociale ‘boom’ door. Lula’s sociale hulpprogramma’s voor de lagere klassen halen miljoenen Brazilianen uit de armoede en zijn stimuleringspolitiek geeft een impuls aan de nationale economie. Daarnaast groeit de Braziliaanse export explosief. Ook investeert Lula onder meer in onderwijs, met meer scholen en universiteiten en beurzen voor studenten uit gezinnen met lage inkomens.
Lula wordt opgevolgd door zijn protegé Dilma Rousseff (2011-2016), als eerste vrouwelijke staatshoofd in de Braziliaanse geschiedenis. Onder haar bewind krijgt Brazilië te maken met een zware economische crisis en in 2013 trekken in het hele land honderdduizenden mensen de straat op om te protesteren tegen haar beleid en dat van haar socialistische Arbeiderspartij.
In 2014 wint ze nog wel met miniem verschil de presidentsverkiezingen van haar rechtse tegenstander Aecio Neves, maar ze slaagt er in haar tweede termijn niet in het tij te keren. Gedwongen door de aanhoudende economische recessie moet ze impopulaire maatregelen nemen. Daardoor houden de volksprotesten aan, ook gevoed door een grootschalig en jarenlang corruptieschandaal (Lavajato, Wasstraat) dat aan de oppervlakte is gekomen en waarbij honderden ondernemers en politici van diverse partijen betrokken zijn. Talloze betrokkenen daarbij zijn inmiddels veroordeeld. Onder hen is ook oud-president Lula, die een jarenlange gevangenisstraf uitzit. In 2016 wordt Rousseff door de rechtse oppositie afgezet wegens onoirbaarheden in de begroting. De conservatieve vice-president Michel Temer, die haar al eerder heeft laten vallen, volgt Rousseff op tot de verkiezingen van 2018. Die worden na een zeer felle campagne tussen de traditionele kampen links en rechts gewonnen door de rechts-conservatieve Jair Bolsonaro.
Reisplannen naar Brazilië?
Vraag hier een vrijblijvend reisvoorstel aan of meld u aan voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte over onze reizen, acties en andere leuke weetjes.